Inleiding
In deze paragraaf geven wij aan welke instrumenten wij gebruiken om de financiële positie van de gemeente in het oog te houden. Twee keer per jaar – bij de programmabegroting en bij de jaarstukken - behandelen we met behulp van kengetallen acht deelgebieden die van belang zijn om risico's tegemoet te treden. Het bewust omgaan met deze onderwerpen en het benutten van sturingsmogelijkheden om de financiële positie gunstig te beïnvloeden is in Utrecht al enige jaren een vanzelfsprekend proces.
Met ingang van de Programmabegroting 2016 is een vijftal verplichte financiële kengetallen geïntroduceerd op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording (regeling 20-15-0000387198 van het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties de dato 9 juli 2015). Het zijn cijfers die kunnen helpen bij de beoordeling van de financiële positie. Deze kengetallen kennen geen normering maar zijn bedoeld om de gemeentelijke financiële positie inzichtelijker te maken en de vergelijkbaarheid tussen gemeenten te vergroten. In de Begroting 2016 hebben wij deze verplichte kengetallen voor het eerst opgenomen in de paragraaf ‘Weerstandsvermogen en risicobeheersing’. Met ingang van de Programmabegroting 2017 hebben wij alle kengetallen logischerwijs samengebracht in de Utrechtse paragraaf ‘Weerbaarheid en wendbaarheid’, waar ze van samenhang en duiding worden voorzien.
Hierna bespreken wij eerst de maatstaven voor weerbaarheid en vervolgens die voor wendbaarheid.
Weerbaarheid
Weerbaarheid heeft te maken met veerkracht of het vermogen om onverwachte financiële klappen op te vangen en bestand te zijn tegen de impact van bestaande risico’s. Over het algemeen zien we een positieve ontwikkeling en neemt de weerbaarheid toe. Belangrijke factor daarbij is het feit dat bij de grondexploitaties de grote onderhanden werk-positie met bijbehorende risico's sterk aan het afnemen is. Ook slagen we erin de overige risico's terug te dringen, wat tot uiting komt in een toegenomen weerstandsvermogen. Daarnaast zijn de omvangrijke bezuinigingsopdrachten van de afgelopen jaren nagenoeg allemaal gerealiseerd. Deze gunstige ontwikkelingen worden in enige mate getemperd door een lichte afname van bestemmingsreserves. De solvabiliteit is licht gestegen en blijft boven het landelijk gemiddelde. Hierna volgt een toelichting over de financiële weerbaarheid in Utrecht aan de hand van een viertal indicatoren.
Reservepositie, eigen vermogen
Ratio weerstandsvermogen
In paragraaf ‘Weerstandsvermogen en Risicobeheersing’ wordt uitgebreid ingegaan op het weerstandsvermogen. De ratio weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin wij in staat zijn om tijdelijk risico’s op te vangen zonder dat het beleid moet worden gewijzigd. De algemene reserve vormt de directe weerstandscapaciteit om risico’s af te dekken. Daarnaast is sprake van indirect weerstandsvermogen in de vorm van onbenutte belastingcapaciteit en de post 'onvoorzien'.
Formule: (Ratio weerstandsvermogen = Beschikbare weerstandscapaciteit / ’benodigde weerstandscapaciteit)
Maatstaf
De maatstaf vloeit voort uit de nota ‘Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2015-2018’. De ratio weerstandsvermogen wordt stabiel op 1,0 gehouden.
Tabel: Ratio weerstandsvermogen
Jaarverslag jaar 2016 | Verslag 2015 | Begr. 2016 | Verslag 2016 |
---|---|---|---|
Ratio weerstandsvermogen | 1,02 | 1,00 | 1,06 |
Stand van zaken
De ratio weerstandsvermogen van Utrecht was eind 2015 gelijk aan 1,02. In de Voorjaarsnota 2016 zijn er een aantal maatregelen getroffen waardoor deze stand is gestegen. Overeenkomstig de regels met betrekking tot het weerstandsvermogen is een kwart van het surplus aan beschikbare weerstandscapaciteit ingezet in het financiële beeld. Eind 2016 was het weerstandsvermogen weer gestegen tot 1,06 doordat de risico's in hun totaliteit zijn afgenomen. Daardoor is er 2,7 miljoen euro minder weerstandscapaciteit benodigd terwijl de beschikbare weerstandscapaciteit met slechts 0,52 miljoen euro is afgenomen ten opzichte van 2015.
Sturingsmogelijkheden
Door middel van actieve risicobeheersing bij het aangaan van financiële en juridische verbintenissen en in de werkprocessen en door zekerheden te stellen bij kredietverstrekking worden bestaande risico's verminderd en nieuwe zoveel mogelijk beperkt. Hiermee werken wij doorlopend aan een toereikend weerstandsvermogen zodat wij minder beroep hoeven doen op de algemene risicoreserve, hetgeen de weerbaarheid ten goede komt.
Relatieve omvang van de programmareserves
In bijlage 1 vindt u de stand van de reserves gespecificeerd.
Naast de algemene reserve zijn ook de programmareserves onderdeel van het eigen vermogen van de gemeente en ligt hierin weerbaarheid besloten. De bestemming van programmareserves kan nog door de raad worden aangepast mocht dit nodig zijn; bijvoorbeeld om in te spelen op een financiële crisissituatie. Dat laatste geldt voor zover er nog geen contractuele verplichtingen zijn aangegaan. Reserves ter dekking van kapitaallasten zijn hiervan uitgezonderd. De totale omvang van de programmareserves fluctueert maar is in de regel voldoende groot zodat een vast bestanddeel ruimte biedt voor herbestemming.
Maatstaf
We volgen het verloop van de bestemmingsreserves in relatie tot het totaal van de jaarlasten. Bij een toename gaan we ervan uit dat ook de weerbaarheid die besloten ligt in de betreffende reserves toeneemt.
Formule: [totaal van de programmareserves begin jaar t gedeeld door totaal van de exploitatielasten jaar t, uitgedrukt in %]
Tabel: Relatieve omvang programmareserves
Jaarverslag jaar 2016 | Verslag 2015 | Begr. 2016 | Verslag 2016 |
---|---|---|---|
Programmareserves | 304,5 | 252,8 | 267,8 |
Totaal lasten vóór bestemming | 1.417 | 1.493 | 1.435 |
Relatieve omvang programmareserves | 21,5% | 16,9% | 18,7% |
Bedragen zijn in miljoenen euro's
Stand van zaken
De weerbaarheid in de vorm van programmareserves was op 1 januari 2016 afgenomen ten opzichte van 1 januari 2015. De belangrijkste oorzaak van de afname is het in uitvoering nemen van projecten uit de investeringsprogramma’s Bereikbaarheid, Stedelijke ontwikkeling, Utrechtse Energie en Masterplan onderwijs. In 2015 zijn gereserveerde middelen ingezet om tariefstijging bij riolering en reiniging te matigen.
Sturingsmogelijkheden
Omvangrijke programmareserves zijn gunstig voor de weerbaarheid maar anderzijds verkleinen ze de beleidsruimte. Met het oog op optimalisering van de sturingsruimte werken wij volgens de nota ‘Reserves en voorzieningen 2014 - 2018’. Daarin is ervoor gekozen om zo weinig mogelijk begrotingsmiddelen vast te leggen in reserves. De spelregels zorgen voor een afweging bij het instellen van reserves en de omvang ervan.
Solvabiliteitsratio BBV
De solvabiliteit geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het totale balanstotaal. Het eigen vermogen van de gemeente bestaat volgens artikel 42 van het BBV uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten (totale eigen vermogen einde jaar gedeeld door het totaal van de passiva einde jaar, uitgedrukt in %).
Maatstaf
Dit kengetal is bedoeld om de gemeentelijke financiële positie inzichtelijker te maken en de vergelijkbaarheid tussen gemeenten te vergroten. Hoe hoger de ratio, des te gunstiger voor de financiële weerbaarheid.
Tabel: Solvabiliteitsratio
Jaarverslag jaar 2016 | Verslag 2015 | Begr. 2016 | Verslag |
---|---|---|---|
Solvabiliteitsratio | 32,5% | 32,5% | 33,3% |
Stand van zaken
De gemiddelde solvabiliteitsratio in Nederland bedroeg in het jaar 2014: 31,9%. Utrecht scoorde in dat jaar met een solvabiliteitsratio van 33,4% iets beter dan gemiddeld. Deze informatie is op het internet te vinden in de website www.waarstaatjegemeente.nl onder het keuzemenu: Gemeentelijke financiën. Landelijke informatie van recentere jaren is helaas nog niet voorhanden.
Kengetal grondexploitaties (BBV)
Voor een uitgebreide toelichting op de grondexploitaties, inclusief 'slecht-weer-scenario's' wordt verwezen naar de peilstok grondexploitaties. Deze is te vinden op de website van de gemeente Utrecht op de pagina 'Begroten en verantwoorden' in hoofdstuk 3 van de tweede bestuursrapportage 2016. Peilstokken: https://www.utrecht.nl/begroting. MPSO: http://utrecht.pcportal.nl/
Kenmerkend voor grondexploitaties is dat de looptijd ervan lang is. Hoe verder inkomsten in de toekomst liggen, des te meer rentekosten en risico's dit met zich meebrengt. Ieder jaar rapporteren wij bij de voorjaarsnota en bij de tweede bestuursrapportage over de actuele stand en prognoses in het MeerjarenPerspecief van de grondexploitaties Binnenstedelijk, Leidsche Rijn respectievelijk Stationsgebied. Daarin volgen wij de variabelen die van belang zijn voor de financiële resultaten: programma/projecten, planning, prijs, parameters, projectkosten en programmarisico's (de zes P's). Ook bevatten de peilstokken gevoeligheidsanalyse op basis van verschillende ‘slecht weer’- scenario’s.
Formule: [(niet in exploitatie genomen bouwgronden + bouwgronden in exploitatie) / totaal van de baten vóór bestemming, uitgedrukt in %]
Maatstaf
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale baten. Als maatstaf hanteren we de omvang van de onderhanden werken, vermeerderd met de niet in exploitatie genomen gronden, als absoluut bedrag ten opzichte van het totaal van de baten (vóór reserves). Hoe lager de uitkomst, hoe gunstiger voor de financiële weerbaarheid. Een uitkomst van 10% of hoger beschouwen we als kwetsbaar.
Tabel: Kengetal grondexploitaties
Jaarverslag jaar 2016 | Verslag 2015 | Begr. 2016 | Verslag 2016 |
---|---|---|---|
Peildatum: | 31 dec. 2015 | 30 juni 2015 | 31 dec. 2016 |
NIEG bouwgronden | 0 | 0 | 0 |
| 23,3 | 41,1 | 34,0 |
| 52,6 | 38,0 | 13,0 |
| 26,2 | 23,9 | 8,4 |
Activa gronden in exploitatie | 102,1 | 103,0 | 55,4 |
Totaal baten vóór bestemming | 1.400 | 1.448 | 1.466 |
Relatieve omvang onderhanden werk | 7,3% | 7,1% | 3,8 % |
Bedragen zijn in miljoenen euro's
Stand van zaken
Dit kengetal heeft eind 2016 een waarde van 3,8%. Daarmee daalt het voor het eerst in de afgelopen jaren onder de 5%, wat gunstig is voor de financiële weerbaarheid. Naarmate de uitvoeringsfase van plannen vordert en projecten kunnen worden opgeleverd en administratief afgesloten, neemt het relatieve aandeel onderhanden werken af en daarmee ook de financiële risico’s. De kosten gaan uit vóór de baten. Met name bij de binnenstedelijk grondexploitaties worden in deze fase de baten gerealiseerd waarbij de kosten in eerdere jaren zijn gemaakt.
Leidsche Rijn
Ten opzichte van 2015 is het onderhanden werk met 10,7 miljoen euro toegenomen. Dit wordt als volgt verklaard: In 2016 is de discontovoet voor het bepalen van de huidige waarde van toekomstige uitgaven en inkomsten verlaagd van 4% naar 2% conform nieuwe regelgeving (Notitie grondexploitaties van de commissie BBV). Voor de grondexploitaties die in de resterende looptijd naar verhouding meer inkomsten verwachten dan uitgaven geeft dit een positief beeld. Dit is met name het geval in Leidsche Rijn. Bij de Voorjaarsnota 2016 hebben wij een voordelig effect van 26 miljoen euro aangewend om de opbrengst van het kantorenprogramma na 2026 af te boeken. Dit verhoogt de stand van het onderhanden werk met 26 miljoen euro. Ook zijn er 10,8 miljoen euro minder lasten en 2,1 miljoen euro minder baten gerealiseerd dan begroot.
Stationsgebied
Het onderhanden werk van het Stationsgebied is in 2016 in belangrijke mate afgenomen. Dit wordt vooral veroorzaakt door langere doorlooptijden van in uitvoering genomen werken waaronder Catharijnesingel Midden, Omgeving Kruisvaart en fietsenstalling De Knoop en Stationsplein Oost.
Binnenstedelijk
De grote afname van het Onderhanden Werk bij de binnenstedelijke grondexploitaties is voornamelijk te danken aan de opbrengsten die we in 2016 hebben ontvangen bij de lopende grondexploitaties Veemarkt (11 miljoen euro) en Gerrit Rietveldcollege (8 miljoen euro).
Sturingsmogelijkheden
Contractuele zekerheden beperken het risico op nog te ontvangen baten, maar 100% zekerheid is niet te geven. Aangezien kosten vóór de baten uitgaan streven we er doorlopend naar om kosten zo laat mogelijk te maken en baten zo spoedig mogelijk te realiseren, maar de sturingsruimte is beperkt. Bij onzekerheid over de mogelijkheid gemaakte kosten terug te verdienen verlagen we het begrote saldo van de betreffende grondexploitatie. Bij een negatieve grondexploitatie leidt dit automatisch tot een voorziening. Daarnaast zijn wij in staat risico's op te vangen door middel van ingebouwde financiële buffers.
Robuuste begroting
Structurele exploitatieruimte (BBV)
Dit kengetal is conform BBV-voorschrift toegevoegd. Het is van belang voor de beoordeling van de structurele ruimte om de lasten te blijven dragen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten.
Maatstaf
Een positieve uitkomst van dit kengetal houdt in dat het structurele deel van de begroting voldoende ruimte biedt om de lasten te blijven dragen.
Tabel: Structurele exploitatieruimte
Jaarverslag jaar 2016 | Verslag 2015 | Begr. 2016 | Verslag 2016 |
---|---|---|---|
Structurele exploitatieruimte | -0,53% | -3,30% | -0,74% |
Stand van zaken
De structurele exploitatieruimte is ruimer dan aanvankelijk begroot maar licht afgenomen ten opzichte van 2015. Een belangrijke oorzaak is de realisatie in 2016 van een relatief grote hoeveelheid incidentele baten uit grondexploitatie.
Sturingsmogelijkheden
Met behulp van meerjarenplannen zetten wij de benodigde middelen voor omvangrijke projecten af tegen de gespaarde middelen in bestemmingsreserves. Door daarnaast te werken met kapitaallastenreserves voor de dekking van kapitaallasten gedurende de hele levensduur zorgen we ervoor dat investeringen van nu geen beslag leggen op toekomstige begrotingsmiddelen.
Stabiele begroting
Als gevolg van gewijzigde economische omstandigheden, kortingen in het gemeentefonds en herdefiniëring van gemeentelijke taken, waren wij de afgelopen jaren genoodzaakt tot structurele bezuinigingen. Het is altijd van groot belang dat deze taakstellingen zo snel mogelijk van concrete maatregelen worden voorzien.
Maatstaf
Als maatstaf gebruiken we het criterium dat voorkomende bezuinigingen bij de voorjaarsnota van realiseerbare maatregelen moeten zijn voorzien.
Stand van zaken
Voor de bezuiniging op arbeidsvoorwaarden zijn vier scenario’s voor invulling voorgelegd aan de organisatie. Hieruit is na stemming een pakket aan maatregelen gekozen waarmee de taakstelling per 2017 wordt ingevuld. Bij de Voorjaarsnota 2016 zijn maatregelen genomen om de in te vullen taakstellingen en overschrijding op bedrijfsvoeringskosten bij Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling op te lossen. Een restantbedrag van circa 1,1 miljoen euro structureel wordt opgelost binnen het Ruimtelijk Domein. In de voorjaarsnota worden hiertoe enkele voorstellen gedaan. Daarmee zijn er geen niet ingevulde taakstellingen meer en voldoen we aan de maatstaf. De grondige voorbereiding op de decentralisaties in het sociaal domein heeft er toe geleid dat de betreffende taken zijn uitgevoerd en de financiële risico’s zijn beheerst.
Sturingsmogelijkheden
Afgesproken bezuinigingen moeten tijdig worden gerealiseerd zodat de financiële resultaten niet onder druk komen.
Financieel evenwicht
Financieel evenwicht is één van de voornaamste criteria waarop de Provincie onze begroting beoordeelt. Tot 2014 was het criterium voor financieel evenwicht een ‘sluitende begroting’. Dit houdt in dat de structurele lasten financieel gedekt zijn met structurele baten en dat de begroting over een periode van vier jaar geen tekorten bevat. Sinds 2014 is het nieuwe landelijke gemeenschappelijk toezichtkader ‘Kwestie van evenwicht’ van kracht. Het nieuwe criterium is ‘structureel en reëel evenwicht’. Dit houdt in dat de Provincie toetst op kwaliteit en plausibiliteit van de begroting en meerjarenraming, waarbij het realiteitsgehalte en de volledigheid van de geraamde baten en lasten worden getoetst.
Maatstaf
Onze maatstaf sluit aan bij de hiervoor genoemde toezichtcriteria van de Provincie Utrecht. Een begroting die voldoet aan de toetsingscriteria van de provincie leidt tot repressief toezicht. Dit houdt in dat wij de begroting direct kunnen uitvoeren zonder goedkeuring vooraf door de provincie.
Stand van zaken
De Begroting 2017-2020 is meerjarig in evenwicht. Op basis van de meerjarenbegroting 2016-2019 heeft de provincie besloten om de gemeente Utrecht te plaatsen onder terughoudend (repressief) toezicht. Dit betekent dat aan de provinciale toetsingscriteria voor financieel evenwicht is voldaan. Bij Voorjaarsnota 2016 hebben wij voor de jaren 2017-2020 een sluitend meerjarig beeld vastgesteld. Wij verwachten dan ook dit jaar aan de toetsingscriteria van de Provincie te voldoen.
Wendbaarheid
Wendbaarheid heeft te maken met hoe flexibel we zijn in onze begroting en bedrijfsvoering om snel te kunnen inspelen op de actualiteit. Ondanks een begrotingstotaal van ruim anderhalf miljard euro zijn de bestedingen slechts voor een relatief beperkt deel beïnvloedbaar. Belangrijke reden is de omvang van de wettelijke taken en een relatief klein eigen belastinggebied. De financiële wendbaarheid ontwikkelt zich gunstig in Utrecht als gevolg van het versneld wegwerken van achterstallig onderhoud in de openbare ruimte. Met de lokale lasten bevindt Utrecht zich op een gunstige positie onder het landelijk gemiddelde. Samengaand met groei van de stad neemt weliswaar de schuldpositie en daarmee ook de rentelasten toe, maar deze blijven nog ruimschoots en meerjarig onder de gestelde maximum-normen. Hierna bespreken we vier onderwerpen die van belang zijn voor de financiële wendbaarheid. Hierna volgt een toelichting over de financiële wendbaarheid in Utrecht aan de hand van een viertal indicatoren.
Schuldpositie, vreemd vermogen
Voor een uitgebreide toelichting verwijzen wij u naar de paragraaf Financiering.
Leningen brengen meerjarige rentelasten met zich mee die drukken op een deel van de exploitatiebegroting. Hoe lager die druk, hoe groter de vrije ruimte en dus hoe wendbaarder de begroting. In 2013 hebben wij onze liquiditeitsprognoses verder verbeterd en heeft uw gemeenteraad een viertal maatstaven voor schuldnormering vastgesteld, namelijk: schuldquote, rentedruk, renterisico en EMU-referentiewaarde. Het kengetal ‘Netto schuldquote’ is vanuit het BBV sinds de Begroting 2016 verplicht gesteld.
Netto schuldquote (BBV)
zie netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen (BBV)
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen (BBV)
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van het volume van de eigen inkomsten. Als de inkomsten stijgen neemt de mogelijkheid om schulden af te lossen toe. Omdat bij verstrekte leningen er onzekerheid kan bestaan of ze allemaal terug worden betaald, wordt de berekening van de netto schuldquote opgenomen zowel inclusief als exclusief de doorgeleende gelden.
Netto schuld wordt gedefinieerd als het saldo van:
- lang- en kortlopende schulden en
- lang- en kortlopende financiële activa en vorderingen.
Deze waarden zijn van de gemeentelijke balans af te lezen.
Formule netto schuldquote: [totaal van de financiële vaste activa gedeeld door totaal van de baten vóór bestemming, uitgedrukt in %].
Formule netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen: [totaal van de financiële vaste activa met uitzondering van kapitaalverstrekkingen gedeeld door totaal van de baten vóór bestemming, uitgedrukt in %].
Maatstaf
Een laag percentage is gunstig voor de financiële wendbaarheid. Als maatstaf adviseert de VNG 130% als maximum norm te hanteren en daarboven de schuld af te bouwen. Wij hanteren in Utrecht de lagere maatstaf van 100% voor de netto schuldquote.
Tabel: Netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Jaarverslag jaar 2016 | Verslag 2015 | Begr. 2016 | Verslag 2016 |
---|---|---|---|
Netto schuldquote | 63 % | 74 % | 62% |
Af: uitleenquote | -5 % | -4 % | -5% |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen | 58 % | 70 % | 57% |
Stand van zaken
Als gevolg van de groei van de stad wordt de komende jaren nog een financieringsbehoefte verwacht. Uitgaande van een stabiel blijvend begrotingstotaal zal dit leiden tot een oplopende schuldquote. Deze quote blijft vooralsnog binnen bovengenoemde norm van VNG (130%) en van Utrecht (100%).
Sturingsmogelijkheden
Door verkoop van overtollig geworden gemeentelijk eigendom wat gefinancierd is met vreemd vermogen, kunnen leningen afgelost worden en verbetert de schuldpositie. Bij toekomstige investeringsbeslissingen maakt het begrote effect op de netto schuldquote deel uit van de afwegingen.
Renterisico-norm
Op het moment dat nieuwe leningen moeten worden aangetrokken voor herfinanciering of in het geval renteherziening van toepassing is, lopen we renterisico. Door een goede spreiding van de leningenportefeuille houden wij de afhankelijkheid van de rentestand zo klein mogelijk.
Maatstaf
Een laag percentage is gunstig voor de financiële wendbaarheid. In de Wet financiering decentrale overheden (fido) is bepaald dat gemeenten bij herfinanciering per jaar renterisico mogen lopen ter grootte van maximaal 20% van het begrotingstotaal aan lasten. In Utrecht hanteren wij een stringentere, interne norm die niet verbonden is aan het begrotingstotaal maar aan de omvang van de leningenportefeuille. Het daarbij geldende percentage is maximaal 10%.
Tabel: Renterisico-norm
Jaarverslag jaar 2016 | Verslag 2015 | Begr. 2016 | Verslag 2016 |
---|---|---|---|
Langlopende leningen op 1 jan. | 883 | 963 | 930 |
Aflossingen | 5 | 55 | 55 |
Maatstaf Utrecht | < 88 | < 96 | <93 |
Bedragen zijn in miljoenen euro's
Stand van zaken
In Utrecht voldoen we ruimschoots aan de fido-norm van 20%. Ook voldoen we meerjarig aan de strengere Utrechtse maatstaf van 10%.
Sturingsmogelijkheden
Door een goede spreiding van de leningenportefeuille willen wij de afhankelijkheid van de rentestand op één bepaald moment zo klein mogelijk houden.
Rentedruk
Leningen aangaan brengt rentelasten met zich mee die drukken op een deel van de exploitatiebegroting. Hoe groter de schulden, des te groter het deel van de begroting dat bestemd is voor rentelasten en hoe minder flexibel de begroting wordt. Formule: [rentedruk = netto rentelasten gedeeld door totaal van de lasten vóór bestemming, uitgedrukt in %].
Maatstaf
Een laag percentage is gunstig voor de financiële wendbaarheid. Een gangbare maatstaf bij grote gemeenten is 4% voor het aandeel van de rentelasten in de totale begroting.
Tabel: Rentedruk
Jaarverslag jaar 2016 | Verslag 2015 | Begr. 2016 | Verslag 2016 |
---|---|---|---|
Netto rentelasten | 22,226 | 27,261 | 23,087 |
Totaal lasten (vóór bestemming) | 1.417 | 1.493 | 1.435 |
Aandeel rentelasten | 1,6 % | 1,8 % | 1,6% |
Bedragen zijn in miljoenen euro's
Stand van zaken
Naast de huidige rentelasten op bestaande leningen, houden wij veiligheidshalve ook rekening met toekomstige stijging van de rente, herfinanciering en uitbreiding van de leningenportefeuille voor toekomstige investeringen. Met inbegrip van genoemde veiligheidsmarge voldoen wij ruimschoots aan de gangbare maatstaf voor gemeenten.
Sturingsmogelijkheden
Door enerzijds te sturen op het totaal van de externe financiering en anderzijds op beheersing van het renterisico door middel van spreiding van de leningenportefeuille, houden wij de rentedruk zo laag mogelijk.
EMU-referentiewaarde
In Europees verband stuurt het Rijk op beheersing van het begrotingstekort op 3,0 % van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Hierbij was berekend dat 0,5% van dit EMU-saldo voor rekening komt van decentrale overheden. Op basis van dit laatste percentage werd op macroniveau een tekortnorm vastgesteld. Tot en met 2015 werd vanuit deze macronorm in de jaarlijkse Rijkscirculaires een doorrekening gemaakt naar een maximaal gemeentelijk tekort, de zogenoemde individuele referentiewaarde. In de decembercirculaire 2015 is de doorrekening naar individuele referentiewaarden echter losgelaten. Er wordt alleen nog een macronorm vastgesteld. Voor 2016 is die verlaagd naar maximaal 0,4% van het BBP. Deze aangepaste macronorm komt, verhoudingsgewijs benaderd, neer op een waarde voor de gemeente Utrecht van circa 56,5 miljoen euro. Met dit bedrag is in onderstaande tabel gerekend.
Berekeningswijze
De EMU-referentiewaarde is het relatieve aandeel van de gemeente Utrecht in het voor alle gemeenten gezamenlijk maximaal toegestane EMU-saldo. Dit bedrag hanteren we als indicatieve norm.
Tabel: EMU-referentiewaarde
Jaarverslag jaar 2016 | Verslag 2015 | Begr. 2016 | Verslag 2016 |
---|---|---|---|
EMU-saldo: berekend tekort | 85,0 | 59,0 | 32,6 |
Emu-saldo: berekend overschot | - | - | - |
Uit macronorm afgeleide toegestane tekortruimte Utrecht | 55,6 | 56,0 | 56,5 |
Bedragen zijn in miljoenen euro's
Stand van zaken
In 2016 lag het EMU-saldo binnen de toegestane tekortruimte.
Sturingsmogelijkheden
Bij het nemen van besluiten rondom nieuwe investeringen maken wij ook het effect op het EMU-saldo inzichtelijk om de uitkomst hiervan mee te laten wegen in de definitieve beslissing.
Bedrijfsvoering, flexibiliteit in personele contracten
Dit kengetal geeft een indicatie van het tempo waarin we bij financiële tegenwind terug kunnen naar lagere personele lasten. De manier waarop wij werken aan de organisatie is beschreven in paragraaf ‘Bedrijfsvoering’. Wendbaarheid is een belangrijke doelstelling, zowel voor de werkprocessen, als voor de informatievoorziening en de inzetbaarheid van de medewerkers.
Maatstaf
Personele bezetting wordt uitgedrukt in aantal fulltime equivalent (fte). Het kengetal wordt bepaald aan de hand van het aandeel flexibele contracten inclusief inhuur in verhouding tot de totale personele bezetting. Voor de definities sluiten we aan bij het landelijk platform ‘Vensters voor bedrijfsvoering’. We onderscheiden daarbij drie hoofdgroepen van personeel, naargelang de mate waarin financiële verplichtingen de begroting meer of minder flexibel maken: dienstverbanden en arbeidscontracten voor onbepaalde tijd respectievelijk dienstverbanden en contracten voor bepaalde tijd en tenslotte inhuur van derden. Deze laatste drie rekenen we tot de flexibele contracten.
Formule: [som (fte met contracten voor bepaalde tijd + fte inhuur) / som (fte met contracten voor onbepaalde tijd + fte met contracten voor bepaalde tijd), uitgedrukt in %]
Stand van zaken
Gemeten wordt inhuur en tijdelijke contracten als geheel. Door te investeren in brede inzetbaarheid van medewerkers met een dienstverband voor onbepaalde tijd, wordt het aantal inhuurkrachten minder.
Tabel: Relatieve aandeel flexibele contracten
Jaarverslag 2016
Verslag | Begr. | Verslag | |
---|---|---|---|
Peildatum: | 31-12-2015 | 30-06-2016 | 31-12-2016 |
Relatief aandeel flexibele contracten inclusief inhuur: | 18,6% | 21,8% | 21,0 % |
Om de personele bezetting mee te laten bewegen met de benodigde capaciteit is flexibiliteit in de bedrijfsvoering nodig. Tegelijkertijd werken we actief aan de vermindering van externe inhuur. We hebben nieuwe vormen van flexibiliteit verkend door deze niet alleen af te meten aan de duur van de contracten maar door samenwerking met externe partijen en de flexibele inzet van medewerkers te bevorderen via innovaties in HRM-beleid. Een voorbeeld hiervan zijn de interne flex-pools. Met vaste contracten zijn de medewerkers flexibel inzetbaar. Ook door de vergroting van de interne mobiliteit zorgen we voor flexibiliteit in de bedrijfsvoering.
Meerjarig onderhoud kapitaalgoederen
Toereikende onderhoudsbudgetten zorgen ervoor dat wij als gemeente financieel in staat zijn om onze kapitaalgoederen op een aanvaardbaar niveau te onderhouden. Waar sprake is van oplopend achterstallig onderhoud geeft dit op termijn extra herstelkosten die de financiële wendbaarheid kunnen beperken. Het onderhoud van de kapitaalgoederen op basis van de actuele meerjarig onderhoudsprogramma’s lichten wij toe in de paragraaf ‘Investeringen en onderhoud kapitaalgoederen’. De meerjarige kadernota’s betreffen de Nota Onderhoud 2015-2018 Maatschappelijk Vastgoed en het Meerjarenperspectief Utrechts Vastgoed respectievelijk de nota Onderhoud Kapitaalgoederen openbare ruimte 2016-2019 ‘Buiten gewoon op orde’.
Maatstaf
Als maatstaf hanteren we het criterium dat de bestaande budgetten voor de komende vier jaren toereikend zijn om de kapitaalgoederen op het door de gemeenteraad vastgestelde onderhoudsniveau te brengen of te houden conform de hiervoor genoemde kadernota’s. Voor Utrechts vastgoed hanteren wij de NEN 2767 normering, score 3: redelijk. Voor de openbare ruimte streven we naar economisch rationeel beheer, waarbij we voorrang geven aan het wegwerken van de meest prioritaire achterstand. Uitgangspunt is dat het totaal van de achterstand niet toeneemt.
Stand van zaken
Vastgoed
In de Nota Onderhoud Kapitaalgoederen/ Meerjarenperspectief Utrechts Vastgoed 2015-2018 die bij de Voorjaarsnota 2015 is vastgesteld, zijn wij uitgebreid ingegaan op het onderwerp meerjarig onderhoud. Van circa 30% van het gemeentelijk vastgoed zijn geactualiseerde meerjaren onderhoudsprognoses beschikbaar. Daar waar geen actuele begroting aanwezig zijn, is gerekend met normbedragen per m2 om de toereikendheid van budgetten te kunnen beoordelen. Eens in de vijf jaar doorlopen we de cyclus van actualisatie van de prognoses, jaarlijks voeren we onderhoud uit jaarplannen uit en actualiseren we de elementen die we uitvoeren. Op basis van de genoemde uitgangspunten verwachten we dat in de toekomst de onderhoudsmiddelen toereikend zijn. Echter starten we begin 2017 met een versnelling van de uit te voeren inspecties zodat we binnen 2 jaar alle meerjarenonderhoudsprognoses op deze wijze hebben geactualiseerd. Daarnaast is gebleken dat er bij nieuwe panden na enige jaren relatief veel bouwschades ontstaan of bouwkundige problemen aan het licht komen in verband met nieuwe bouwmethodes en/of architectonische keuzes. Ook zien we na 2018 een stijgende onderhoudsbehoefte ontstaan, met name in 2020.
Kapitaalgoederen in de openbare ruimte
Voor 2017 was incidenteel 4 miljoen euro minder beschikbaar door een terugbetaling van de eerder uitgevoerde onderhoudsimpuls uit 2009/2010. Een aantal dringend gewenste investeringen in de openbare ruimte zouden daardoor binnen het beschikbare budget niet worden uitgevoerd. Daarom heeft de gemeenteraad besloten een extra impuls van 3,7 miljoen euro beschikbaar te stellen. Het gaat hierbij om het Domplein, beeldbepalend voor het gezicht van de historische binnenstad en onderhoudswerk aan de Vaartscherijnbrug en Vondelbrug. Mede met het oog op de komende opening van het NS-station Vaartsche Rijn was een snelle aanpak nodig. Daarom is een deel van de impuls van 1,4 miljoen euro al in 2016 gerealiseerd.
Sturingsmogelijkheden
Vastgoed
Zoals hiervoor al genoemd hebben we bij circa 30% van het gemeentelijk vastgoed geactualiseerde meerjaren onderhoudsprognoses. Daar waar geen actuele begroting aanwezig is, is gerekend met normbedragen per m2 om de toereikendheid van budgetten te kunnen beoordelen. Op basis hiervan verwachten wij het vastgoed op het door uw raad vastgesteld niveau te kunnen onderhouden. Voor de component duurzaamheid zetten wij middelen in uit het programma Utrecht Energie. Door onderhoudsplanningen goed op elkaar af te stemmen, slim aan te besteden en te kiezen voor duurzaamheid beogen wij de efficiënte inzet en optimale benutting van de beschikbare onderhoudsbudgetten nog verder te verbeteren.
Kapitaalgoederen in de openbare ruimte
Bij onze aanpak in de openbare ruimte staan veiligheid, bereikbaarheid van de stad en het economisch belang altijd voorop. Door technische beheersystemen en inspecties waarbij wordt bezien of nog wordt voldaan aan de normen van wet- en regelgeving weten we wanneer onderhoud noodzakelijk is. Wij continueren de aanpak in 2017 waarbij we achterstallig onderhoud wegwerken. Het actuele meerjaren onderhoudsprogramma staat beschreven in de nota Onderhoud Kapitaalgoederen openbare ruimte 2016-2019: ‘Buiten gewoon op orde’.
Belastingcapaciteit
Hoe hoger de lokale lasten, hoe minder mogelijkheden een gemeente heeft voor verdere verhoging, hetgeen van invloed is op de wendbaarheid van de begroting. We hanteren twee kengetallen die elk de positie weergeven van Utrecht ten opzichte van een gemiddelde.
Belastingcapaciteit (BBV, bron: circulaire gemeentefonds)
Het kengetal belastingcapaciteit is een wegens BBV verplicht kengetal. Het drukt de Utrechtse lasten uit in een percentage van het gemiddelde van alle Nederlandse gemeenten. Daarbij tellen kleine gemeenten even zwaar mee als grote omdat het uitgaat van het ongewogen landelijk gemiddelde.
Kengetal lokale lasten (bron: COELO)
Het kengetal lokale lasten vergelijkt de Utrechtse lokale lasten met die van de 36 grootste (100.000+)gemeenten. Met de uitkomst wordt een rangorde aangegeven van duur naar goedkoop. Bij dit kengetal tellen gemeenten met een groot aantal inwoners zwaarder mee omdat het uitgaat van het gewogen gemiddelde.
Tabel: Belastingcapaciteit en kengetal lokale lasten
Belastingcapaciteit Utrecht (BBV) | Verslag | Verslag | Verslag | Begroting |
---|---|---|---|---|
Onroerendezaakbelasting | 227 | 233 | 236 | 234,68 |
Rioolheffing | 227 | 231 | 234 | 220,22 |
Afvalstoffenheffing | 253 | 240 | 243 | 248,50 |
Utrecht woonlasten meerpers. huish. | 707 | 704 | 713 | 703,40 |
Landelijk gemiddelde | 697 | 704 | 716 | 723 |
Belastingcapaciteit Utrecht | 101,4% | 100% | 99,6% | 97,3% |
Kengetal lokale lasten (Bron: COELO) | ||||
Plaats 36 grootste gemeenten (1ste = duurste) | 17de | 21ste | 23ste | 24ste |
Bedragen zijn in duizenden euro’s
Stand van zaken
De lokale lasten voor meerpersoonshuishoudens liggen in Utrecht in 2016 rond het gemiddelde van alle Nederlandse gemeenten. Utrecht is de afgelopen jaren met de hoogte van de lokale lasten in rangorde gedaald (= relatief minder duur) ten opzichte van de 36 grootste gemeenten.
Sturingsmogelijkheden
Het effect van een eventuele belastingverhoging op de wendbaarheid van de gemeentefinanciën is relatief beperkt. Gemeenten nemen na de decentralisatie van 2015 circa 30 procent van de totale overheidsuitgaven voor hun rekening, terwijl het aandeel lokale belastingen in de totale belastingopbrengst onder de drie procent ligt. Het aandeel van de lokale belastingen in de totale inkomsten van gemeenten bedroeg in 2016 5%.[1] De mogelijkheid om de lasten te verhogen wordt deels bepaald door de landelijke macronorm voor onroerendezaakbelasting en deels door politiek inhoudelijke afwegingen. Ook de mate waarin leges en retributies kostendekkend zijn kan een sturingsmogelijkheid zijn.
De afgelopen tijd zijn de mogelijkheden voor een herziening van de gemeentelijke belastingen nader onderzocht. Kern is het vergroten van het lokale heffingengebied via een verbreding van de OZB en de mogelijkheid van het invoeren van een ingezetenenheffing. Kleinere belastingen, zoals de hondenbelasting en de reclamebelasting, worden mogelijk afgeschaft. Na de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017 zal duidelijk worden of het nieuwe kabinet een wetsvoorstel zal indienen die de belastinghervorming aan het parlement voorlegt. De precariobelasting voor ondergrondse kabels en leidingen is afgeschaft. Gemeenten krijgen een overgangsperiode van tien jaar waarin ze de heffing kunnen afbouwen. Utrecht heft deze belasting niet vanwege privaatrechtelijke afspraken uit het verleden met de rechtsvoorgangers van de nutsbedrijven in de stad. Er worden daarom geen belastinginkomsten misgelopen als gevolg van deze wetswijziging. Ook is wetgeving in voorbereiding die het verplicht stelt om de maatstaf van heffing van de rioolheffing afhankelijk te maken van het gebruik. Dit is in Utrecht al het geval, waardoor ook deze wetswijziging geen gevolgen zal hebben voor de Utrechtse belastingpraktijk.
[1] Bron: Raad voor de financiële verhoudingen; rapport Eerst de politiek, dan de techniek; januari 2017.